'Psychische zorg in conflictgebieden cruciaal'

Zorg voor mensen met psychische problematiek is van groot belang in conflictgebieden als Burundi en Afghanistan. Ook met weinig middelen is dat mogelijk, maar lokale ideeën over psychische problemen en behandeling moeten daarbij leidend zijn. Dat stelt antropoloog en psychiater Pieter Ventevogel in het proefschrift waarop hij vrijdag 14 oktober promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.

Als psychiater bij een non-gouvernementele gezondheidszorgorganisatie verbleef Ventevogel jarenlang in onder meer het door burgeroorlog geteisterde Burundi en in Afghanistan. Naast zijn klinisch werk onderzocht hij daar hoe psychische zorg het best kan werken in die context van niet-westerse conflictgebieden.

Als eerste stap hield Ventevogel focusgroepen in Burundi en andere Afrikaanse landen om in kaart te brengen hoe mensen ter plekke denken over geestelijke gezondheid. Ventevogel: ‘Wat mensen zelf als probleem ervaren moet leidend zijn in de aanpak van zorg.’ En dus vroeg hij mensen zo open en neutraal mogelijk wat voor moeilijkheden er in de gemeenschap spelen op het gebied van ‘hoe je denkt, hoe je je voelt en hoe je je gedraagt.’

Zingen en dwalen

Uit de focusgroepen spraken ruwweg twee ziektebeelden. Het eerste beeld heeft veel weg van wat wij psychose zouden noemen. Mensen noemden dat ‘gekte’; niet goed voor jezelf zorgen, onbegrijpelijke dingen zeggen, zingen wanneer niemand het kan horen, ongezonde dingen eten, dwalen.

Die ‘gekte’ was steevast het eerste beeld dat deelnemers schetsten, maar als Ventevogel doorvroeg tekende zich nog een ander beeld af. ‘Dan ging het om mensen die zo veel waren kwijtgeraakt, dat hun hoofd ‘heel moe’ was en dat ze te veel piekerden. Bij doorvragen blijkt dat deze mensen slecht sliepen, hun eetlust hadden verloren en niet meededen aan gezamenlijke bijeenkomsten als bruiloften. Een beeld dat ruwweg overeenkomt met wat wij depressie noemen.’

Hiaat

Wat Ventevogel opviel was het verschil in mogelijke remedies die mensen bij de twee beelden noemden. Bij het eerste beeld gaven deelnemers aan dat eigenlijk niets hielp: de kruidengenezer niet, de spiritueel genezer niet en de kerk ook niet. Bij het zware hoofd daarentegen hadden deelnemers veel meer ideeën voor verlichting van de klachten. Aardig zijn voor iemand, het verlies proberen compenseren, desnoods door een eigen kind te schenken aan iemand die zijn kroost had verloren, hem of haar bij de gemeenschap betrekken. Maar juist deze remedies stonden onder druk, vertelden mensen, de oorlog had de noodzakelijke gemeenschapszin en het onderling vertrouwen verwoest.

De promovendus nam de lokale concepties van geestelijk welzijn als basis voor het opzetten van een programma voor het verbeteren van de geestelijke gezondheidszorg in deze conflictgebieden. ‘De ervaringen vertellen mij dat je bij het behandelen van het zware hoofd primair moet inzetten op het herstel van sociale banden in de gemeenschap. Anderzijds benoemen deelnemers bij psychoses juist een duidelijk hiaat in de beschikbare zorg. Dat geeft reden te proberen bij te dragen met een westerse aanpak van therapie en medicatie.’

Vertrouwen en gemeenschapszin

Het implementeren van die opzet bleek een hele uitdaging, gegeven de beperkte beschikbare financiële middelen. Toen Ventevogel in 2005 in Burundi aankwam was daar één psychiater op een bevolking van tien miljoen mensen. Ventevogel en collega’s zetten dus in op training, van zowel basisartsen en verpleegkundigen, als van niet-medici. In Afghanistan kregen artsen, verpleegkundigen en vroedvrouwen een training van twee weken. Die was erop gericht verschillende psychische beelden te herkennen, behandelen en te begeleiden met het geven van informatie en betrekken van de familie. In Burundi werden niet-medici getraind om steungroepen in lokale communities te leiden en zo het onderling vertrouwen en gemeenschapszin te cultiveren.

Hoewel Ventevogel naast zijn klinisch werk geen mogelijkheid had de effecten van de interventies op patiëntniveau kwantitatief te onderzoeken, heeft hij wel aanwijzingen dat de aanpak effect had. Allereerst werden psychische problemen na de training daadwerkelijk gediagnosticeerd, waar die eerder veelal buiten beschouwing bleven. Daarnaast waren patiënten positief over de behandeling en ten slotte strookten de voorgeschreven behandelingen met de gediagnosticeerde problemen, een teken dat de trainingen leidden tot adequate behandelkeuzes. Ventevogel: ‘Natuurlijk is deze aanpak suboptimaal, het liefst zou je iedereen vier jaar lang opleiden tot psychiater of psychiatrisch verpleegkundige. Maar met deze kortere training konden we ondanks beperkte middelen zo veel mogelijk mensen bereiken met betere zorg.’ 

Promotiegegevens

Dhr. P. Ventevogel: Borderlands of Mental Health. Explorations in Medical Anthropology, Psychiatric Epidemiology and Health Systems Research in Afghanistan and Burundi. Promotoren zijn prof. dr. I.H. Komproe en prof. dr. J.T.V.M. de Jong. Copromotoren zijn dr. M.J.D. Jordans en prof. dr. R. Reis.

Tijd en Locatie

De promotie vindt plaats op vrijdag 14 oktober, 13.00 uur
Locatie: Aula van de UvA, Singel 411, Amsterdam.

HNCK9329 HNCK9329