Wie of wat ging mij uit mijn burn-out helpen?
Op mijn 39-ste kreeg ik, 39 jaar, ondernemer en net alleenstaande ouder geworden, op een ochtend acuut gezichtsuitval. Iets waar ik maandenlang op afstevende werd in de huisartsenpraktijk benoemd als een flinke burn-out. Vanaf die dag liep ik paniekerig, hyperventilerend en angstig rond. Alle geluiden, prikkels en licht kwamen ongefilterd binnen. Dit is goed mis, dacht ik nog. De zoektocht naar de juiste hulp begon. Wie of wat ging mij helpen?
‘Je bent een eigenwijze vrouw,’ zegt vriendin Toos, ‘je laat je niet zo snel dingen op de mouw spelden.’ Als verweer voer ik zwakjes aan dat ik me als klant echt probeer open te stellen voor hulp. Ze lacht: ‘Mensen moeten bij jou ook niet met trucjes aankomen.’ ‘Nee, daar prik ik zo doorheen,’ beaam ik.
Deze dialoog vond drie jaar geleden plaats. De centrale vraag was, wie of wat gaat mij uit mijn burn-out helpen? Dat ik mezelf niet langer aan mijn haren uit het moeras der wanhoop kon trekken, was duidelijk. Vlak voor de kerstvakantie ging het licht uit.
Kapseizend schip
In de aanloop naar de burn-out, toen ik merkte dat het schip begon te kapseizen, had ik al diverse therapeuten versleten. Hieronder drie psychologen, een vrijgevestigde psychiater die € 400,- per uur kostte, een natuurgeneeskundig therapeut, een chakra healer, waar ik een uur lang met mijn ogen dicht mijn trauma’s uit vorige levens liet opschonen, een hulpverlener die iets vaags deed met trauma’s visualiseren in stripfiguren, een goede masseuse en ongetwijfeld vergeet ik er nog een paar. Met geen van allen kon ik met mijn problematiek aan de slag. Dat lag deels aan mezelf.
Ik ben trainer en coach en wil alles zelf oplossen. Kortom, ik ben zelf mijn grootste cliënt. Als trainer moet je het namelijk altijd bij jezelf zoeken. Dus dat deed ik. Ik zocht, zat urenlang met mezelf te praten op de bank, vond geen antwoorden, geloofde in een wonder, was allergisch voor geveinsde empathie. Als iemand zei: ‘Omarm je angst’ kreeg ik de neiging hard weg te rennen. Als ik het vier consulten moest hebben over mijn ‘gezin van herkomst’ dacht ik: ‘Zal ik voortaan een geluidsopname maken en die opsturen?’ Dat scheelt tijd. Ik wilde een quick fix en die bestaan niet, daar kwam ik achter. Ik besloot me over te geven aan de hulp van een GGZ instelling. Ik deed een plechtige belofte aan mijn huisarts dat ik het aankomende ‘huwelijk’ met de hulpverlener zou volhouden, in voor- en tegenspoed en gaf me op bij een kleinere GGZ instelling. Ik zou me laten helpen en niet de valse verwachting hebben dat ik binnen drie sessies beter zou zijn.
Het eerste, tweede en derde huwelijk
Tijdens mijn intakegesprek bij de GGZ zit ik tegenover een bataljon van mensen: een hoofdbehandelaar (psychiater), een psycholoog en een (test)psycholoog. ‘Het wordt geen quick fix,’ zegt de psychiater na mijn uiteenzetting over mijn therapeuten-shop-verleden. ‘Dus geen shop-gedrag meer.’ Heldere taal.
De week erop begin ik met therapie. Tijdens een van mijn eerste sessies leg ik aan de psycholoog uit hoe ik midden in de nacht geplaagd wordt door angsten. Hij antwoordt: ‘Gek he, dat je geplaagd wordt door angsten.’ Vervolgens adviseert hij mij een goed boek te lezen. Buiten het feit dat dit een geweldige titel is voor een boek, slaat hij natuurlijk volledig de plank mis. Ik voel hoe de onmacht zich van mij meester maakt. Dat dit ‘huwelijk’ geen stand gaat houden, is me duidelijk. Maar misschien moet ik iets beter mijn best doen, dus geef ik feedback om de ‘relatie’ te redden.
‘Misschien is het toch niet helemaal wat ik had verwacht’, probeer ik en geef de voorzichtige suggestie om open vragen te stellen. Hij stelt welgeteld een open vraag. Op weg naar huis stromen de tranen over mijn wangen. Wat moet ik doen? Als ik vraag om een andere psycholoog bevestig ik het beeld van de shopper, maar anders doe ik mezelf tekort. Dan maar eigenwijs. Ik vertel de psychiater over de mismatch en krijg een nieuwe psycholoog toegewezen
Bij deze nieuwe psycholoog heb ik een vergelijkbare ervaring. Tijdens een consult vertel ik haar in alle openheid dat een bezoek aan een piano optreden van mijn dochter niet goed ging. ‘Misschien waren het ook teveel prikkels,’ zeg ik. Ik zit dan drie maanden ziek thuis. In plaats van erkenning zegt ze dat mijn dochter wel heel verdrietig zou zijn geweest als ik er niet bij was geweest. Ik voel me een mislukte ouder. Ik kan zelfs niet naar het optreden van mijn dochter! Ter verdediging voer ik aan dat de fysiotherapeut heeft aangeven rustig aan te doen met de hoeveelheid prikkels. De psycholoog vertelt dat ze het niet handig vind dat ik meerdere behandelaars heb. Dit tweede ‘huwelijk’ stevent ook af op een ongelukkig einde. Als klant wil ik zelf de regie voeren (dan maar eigenwijs!) en bepalen of ik er wel of geen andere behandelaar bij wil. Het een kan toch aanvullend zijn op het ander? Dit keer gaat de psycholoog zelf weg en wordt de keuze voor mij gemaakt. Ik krijg een nieuwe psycholoog.
Tussen het interne ‘geshop’ naar psychologen door, zie ik mijn psychiater. Als hij vraagt naar mijn gevoelsleven, vertel ik dat ik veel baat heb bij de haptotherapie van de fysiotherapeut. In plaats van door te vragen, komt hij snel tot de conclusie: ‘Dat is nog steeds instrumenteel. ’ ‘Maar cognitieve therapie is dat toch ook?’ vraag ik. ‘En als het voor mij nou werkt?’ De bekende onmacht groeit weer. Ik kom met een paniekaanval uit het gesprek. Ook de psychiater geef ik voorzichtig feedback: dat ik met een paniekaanval het gesprek verliet en zijn opmerking over de fysiotherapeut niet kon plaatsen. Met als doel om zaken open te houden. Inmiddels weet ik allang dat het geen quick fix meer gaat worden. Maar, met mijn ‘gezonde’ verstand weet ik wel dat iets mij verder moet helpen. En dan niet in een neerwaartse spiraal. Hij komt er nooit meer op terug.
Psycholoog nummer drie komt als een geschenk uit de hemel vallen. Ze luistert, stelt open vragen en toont echte empathie. Ik kan op adem komen en me overgeven aan de therapie. We zijn dan vier maanden verder. Voor mijn gevoel kan het echte herstel nu pas beginnen. Als ik vraag of ze vindt dat ik dingen vermijd, stelt ze als wedervraag of ik dingen moet van mezelf. ‘Neem maar rustig de tijd,’ adviseert ze. Ook staat ze open voor mijn andere hulpverlener, de fysiotherapeut. Zo lijkt het haar zelfs een goed idee dat ze een keer met haar overleg voert.
Een hobbelige weg naar herstel
‘It’s a long road,’ zingt Maria Carey. ‘But the emptiness you fear, will dissapear.’ Daar heeft ze gelijk in. Herstellen van een burn-out is een lange weg. Er is geen snelle oplossing voor, dat is me duidelijk. Het ‘overgeven’ aan hulp blijkt een ingewikkeld proces. De acceptatiefase is lastig. Het voelt als leren lopen met een geamputeerd been. Je oude zelf is er niet meer, maar je nieuwe ook niet. Je begeeft je in een soort niemandsland. Het willen ‘fixen’ en je moeilijk kunnen overgeven aan hulp heeft er mede voor gezorgd dat je in een burn-out terecht bent gekomen.
Misschien was ik een lastige klant of een ‘eigenwijze klant,’ zoals vriendin Toos opperde. Of had ik te maken met een ‘niet passende hulpverlener?’ Als er al sprake kan zijn van ‘lastige klanten’ en ‘niet passende hulpverleners.’ Ik ben er ondanks en dankzij adviezen weer bovenop gekomen. Want zeg nou eerlijk: iemand adviseren een goed boek te lezen als hij of zij aan het hyperventileren is, is een slecht advies. Die conclusie kan iedereen met enig gezond verstand wel trekken. En als iemand aan de grond zit en je zegt als psycholoog: ‘Ga vooral leuke dingen doen, naar de sauna ofzo,’ is dat ook geen echte opsteker.
Wat daarentegen wel helpt, is het onbevangen luisterend oor, het meedenken en aansluiten bij eigen praktisch bedachte oplossingen: Wil mijn dochter misschien vaker naar haar vader in deze periode? Hoe richt ik mijn dag in? Wanneer vermijd ik iets, en wanneer doe ik mezelf ongekend geweld aan? En vooral het ‘normaliseren’ van zaken: ‘het hoort er echt bij Kim, je bent niet gek!’ was erg helend en: ‘Het wordt beter.’ Het door de psycholoog benoemen van welke stapjes er al wel zijn gezet, in plaats van te focussen op wat ik nog niet kon.
En ik, was ik te kritisch? Mag je kritisch zijn? Ik denk dat het antwoord een volmondig: ‘ja’ is. Het is best moeilijk om aan een hulpverlener te vertellen dat het niet werkt, of dat er geen klik is. Maar ik hield voor ogen dat ik beter wilde worden en dat zou alleen maar lukken als er een vertrouwensrelatie is. Al mijn therapeutengeshop heeft me uiteindelijk wel naar de juiste psycholoog geleid. Als ik terugkijk zou ik het weer doen. Naast de zogeheten klik is therapie soms net als in een huwelijk even werken voor zowel de klant als de hulpverlener. Een hobbeltje en dan weer door. ‘Maar als de liefde maar blijft winnen, komt het allemaal wel goed,’ zingt Daniël Lohues. Ik vermoed dat mijn psychiater onrustig wordt als hij dit leest: ‘Liefde? Kim, ben je je verstand verloren?’
Kim de Lange (http://www.kimdelange.nl/) is communicatietrainer, actrice en auteur van ‘Anders pak je toch gewoon een goed boek?’ (http://www.anderspakjetochgewooneengoedboek.nl/)