Kwetsbare groepen zijn niet goed in beeld….

Door: Redactie

…maar dat gaat veranderen

 

Eén van de vele conclusies die de SCP-publicatie ‘Sociaal domein op koers’ trok, was dat veel kwetsbare mensen niet in beeld zijn bij de gemeenten, terwijl ze wel hulp nodig hebben. Bij de start van de decentralisatie was er de aanname dat een tijdige inzet van lichte voorzieningen het gebruik van zware voorzieningen zou voorkomen. We blijken de gebruikers van die zware voorzieningen echter onvoldoende te kennen.

Het zou de aankondiging kunnen zijn van het project ‘Groter denken, kleiner doen’ van het lectoraat Onbegrepen gedrag & Samenleving van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Eind 2020 kreeg dat lectoraat via ZonMw een subsidie met de opdracht: “Formuleer een leidraad voor overheden om vast te stellen hoeveel psychisch kwetsbare burgers er zijn (in hun gemeente), wie dat zijn en wat er met hen aan de hand is.”

Anders

Het is niet de eerste keer dat er geprobeerd is daar een beeld van te krijgen. Projectleiders Bauke Koekkoek (crisisdienstverpleegkundige en lector aan de HAN) en Hans van Eeken (ervaringswerker) waren dan ook niet van plan hetzelfde te doen als hun voorgangers. Uit de eerste nieuwsbrief van het project: “We weten dat er al veel cijfers zijn maar dat ze onvoldoende benut en begrepen worden. Maar vooral: dat het cijfers zijn over burgers, geen verhalen van burgers. We gaan de cijfers en de verhalen integreren. Hoe dat te doen is, zoals dat heet, een ‘uitdaging’.”

Ondertussen is het project een stap verder en zijn er zeven kwartiermakers op verschillende plekken in het land onderweg: in Zwolle, Amsterdam, Groningen, Veenendaal, Utrecht, Roermond en Hoorn. Op die plekken worden door lokale mensen bijeenkomsten georganiseerd met heel verschillende burgers om hun verhalen te horen, op te tekenen en als kennisbron te gebruiken naast reeds bestaande cijfers.

En daar ligt een uitdaging. Uit de derde nieuwsbrief: “We hebben in ons land hoogwaardige administratieve systemen – soms tot ergernis van velen. Maar dat betekent ook dat we veel kunnen meten. Of we het goede meten weten we vaak niet zeker. Daarom meten we vaak vooral veel. Veel verschillende dingen die iets zouden kunnen zeggen over de werkelijkheid.”

Drie soorten cijfers

Volgens de projectleiders zijn er drie soorten cijfers voorhanden.Rond psychische problematiek worden allerlei gebeurtenissen bijgehouden. Het aantal suïcides, hoe vaak er verwezen wordt naar specialistische zorg; het aantal meldingen bij de politie over mensen met ‘verward gedrag’, de drukte in de daklozenopvang.
Deze cijfers zijn afkomstig uit allerhande bronnen (zorginstellingen, gemeenten, politie etc.) en niet altijd met elkaar in overeenstemming. Ze zijn wel makkelijk te hanteren, moeilijk te nuanceren en zorgen regelmatig voor tendentieuze krantenkoppen. Deze cijfers zijn er vaak voor het hele land en dus in grote aantallen. Of ze echt iets zeggen over de burgers is de vraag: we weten niet over welke mensen het gaat én ze raken vaak slechts aan één stukje van iemands leven.

Soms wordt er nauwgezet een groep mensen gevolgd, die met naam en toenaam bekend zijn. Die groep is vaak relatief klein (tientallen of honderden) en er iets is mee aan de hand: het zijn mensen die door de regio, het land of het zorgsysteem ‘zwerven’ of mensen met grensoverschrijdend of crimineel gedrag. Via gegevens uit (zorg)systemen weten we iets over waar ze zijn en wat ze doen. Hoe het met ze gaat en wat ze drijft weten we vaak niet.

Een belangrijk verschil met de gebeurtenissen-cijfers is dat we hier wel weten welke mensen achter de cijfers zitten. De mensen zijn hier dus het vertrekpunt.

Een derde cijfervariant gaat over buurten, wijken, gemeenten en regio’s – geografische eenheden dus. Er is veel in kaart te krijgen over de mensen die daar wonen: hoe oud ze zijn, wat hun inkomen is, of ze werken, of ze gebruik maken van sociale voorzieningen, of ze zich veilig voelen etc. Ook deze cijfers zeggen niet echt iets over hoe het met mensen gaat maar ze geven wel grove informatie. We weten namelijk inmiddels dat het niet hebben van werk of een prettige woonomgeving kan bijdragen aan het ontstaan van psychische problematiek. Maar er spelen nog veel meer factoren mee dus voorzichtigheid is geboden.

Klantreizen

Veel cijfers dus, maar desondanks is er onvoldoende inzicht. Mede-projectleider Hans van Eeken maakte een aantal zogenoemde ‘klantreizen’ met mensen, een narratieve benadering om na te gaan hoe mensen in hun huidige crisissituatie terecht zijn gekomen en hoe zij hun ervaringen hebben beleefd.
Uit die klantreizen kwam naar voren dat burgers met een crisiservaring heel vaak totaal andere dingen belangrijk vinden dan door hulpverleners, bestuurders en beleidsmedewerkers over het algemeen wordt aangenomen. Van Eeken: “Verrassend was dat bleek dat binnen het geheel van het levensverhaal, maar ook binnen het kader van de aanloop naar de crisis (meestal enkele weken) beladen onderwerpen als betrokkenheid van politie, ambulance, dwang en drang binnen het SPOR en verblijf in een isoleercel, minder aandacht kreeg bij het reproduceren van de herinnering door de betrokken persoon dan tevoren gedacht.
In het algemeen was men positief over de bejegening door de hulpdiensten en de crisisdienst zelf. Ook was er, ondanks de soms heftige ervaringen, achteraf veelal begrip voor het soms gedwongen karakter van het ingrijpen van de omgeving. De crisis is weliswaar een heftig moment in het leven van de geïnterviewde, maar hun lijdensdruk ligt blijkbaar vooral elders. Met name de geconstateerde stapeling van levensproblematiek wordt in veel cijfermatig onderzoek volledig gemist, waardoor de kans om preventief te werk te gaan wordt verkleind.”

Van Eeken beschrijft ook het voorbeeld van een man, die als ‘verward’ in de politiecel terecht komt. Als hij langdurig met hem doorpraat, komt er een verleden tevoorschijn met trauma’s, verwaarlozing en allerhande sociale problemen. Dat stapelde zich op, tot het uiteindelijk uitmondde in een crisis.

“Maar die achtergrond, die zie je niet terug in de cijfers”, zegt van Eeken, “in de cijfers zie je alleen het aantal mensen in armoede, of met een trauma, of het aantal crisisopnames. Veel mensen met psychiatrische problemen leven onder de radar. Het lijkt wel alsof zij en de onderzoekers in een parallelle wereld leven. We meten veel wat niet van belang is, terwijl we te weinig meten wat wel van belang is.”

in beeld in beeld