Bij hoogleraar Anika Bexkens gaan wetenschap en praktijk hand-in-hand

Door Leendert Douma

De kennis over behandelingen vernieuwt zich continu. Maar hoe pas je die toe in de dagelijkse praktijk? De kersverse hoogleraar Anika Bexkens pleit voor integratie van wetenschappelijke evidentie, klinische expertise en het perspectief van de cliënt. Ervaringsdeskundigheid speelt daarin een belangrijke rol.

Wetenschappelijk onderzoek en de praktijk binnen de ggz zijn nog vaak twee verschillende werelden. Hoe breng je die dichter bij elkaar? Dat is de vraag waar Anika Bexkens zich al haar werkende leven mee bezig houdt. Maar nu ook officieel. Sinds 1 augustus is zij hoogleraar Evidence-Based Clinical Practice for Child and Adolescent Mental Health aan Universiteit Leiden (https://www.universiteitleiden.nl/nieuws/2024/08/voor-de-beste-behandeling-is-wetenschap-de-basis-maar-moeten-we-ook-verder-kijken-wat-werkt). Ze onderzoekt hoe wetenschappelijke kennis zo goed mogelijk kan worden toegepast in de praktijk binnen de ggz. Daarnaast werkt Anika Bexkens als hoofdopleider GZ Kind & Jeugd in Leiden en als klinisch psycholoog bij het LUBEC en GGZ Delfland.

Laatjes

“Eigenlijk ben ik vanaf mijn master beide kanten opgegaan”, vertelt Bexkens. “Ik heb altijd onderzoek gedaan en in de praktijk gewerkt. Ik merkte wel dat de werelden heel verschillend waren. Dus als je je in een bepaalde context bevindt gaat een ander laatje in je hoofd open. Het heeft even tijd nodig om dat te integreren.” Die verschillende ‘laatjes’ ontstaan doordat onderzoekers en clinici in de praktijk soms andere talen spreken, andere keuzes maken of andere doelen hebben. Anika Bexkens: “Onderzoekers hebben een vraag en willen het naadje van de kous weten. ‘Zit mijn theorie wel goed in elkaar?’ Terwijl de praktijk veel meer pragmatisch is. ‘Gaat dit werken om mijn cliënt te helpen om het leven weer op te pakken?’ Als mensen hebben ervaren dat iets goed werkt, dan zijn ze geneigd dat vaker in te zetten.” Je zou denken dat dat laatste vooral te maken heeft met intuïtie, maar dat is niet helemaal zo, denkt Bexkens. “Laatst hoorde ik iemand zeggen: ‘Intuïtie is gestolde kennis.’ Daarin nemen we alles mee wat we in de wetenschappelijke literatuur hebben gelezen of tijdens onze opleidingen hebben geleerd.”  

Science-practitioners

Dat heet evidence-based practice, zo legt Bexkens uit. Wetenschap is het uitgangspunt. Door dat te combineren met klinische expertise en cliëntvoorkeuren wordt maatwerk voor elk individu mogelijk. Dan is het belangrijk dat collega’s in de praktijk weten hoe je wetenschap beoordeelt en toepast. Dan weten ze ook wanneer ze van de standaard kunnen afwijken. Zogenaamde ‘science-practitioners’ – zoals Anika Bexkens en veel van de collega’s in haar team – kunnen dat. Maar lang niet iedereen combineert die twee werelden, Dat hoeft ook niet, vindt Bexkens. “We hebben mensen nodig die ingaan op de behoeften van de cliënt, maar ook wetenschappers die zich helemaal verdiepen in een onderwerp en alles weten over statistische methoden. Een heel divers team werkt het beste, als je maar respect hebt voor ieders rol.”

Samen Angsten Aangaan

Hoe belangrijk de rol van ervaringsdeskundigen is, komt bijvoorbeeld naar voren in het onderzoeksproject Samen Angsten Aangaan (https://www.dichterbijzorg.nl/artikelen/angstbehandeling-voor-jongeren/). Anika Bexkens: “Daarin richten we ons op jongeren   die behandeling krijgen voor angsten. We richten ons op jongeren met en zonder licht verstandelijke beperking (LVB). Het idee is dat jongeren extra gevoelig zijn voor de invloed van leeftijdgenoten. Daar maken we gebruik van door leeftijdgenoten die zelf al een behandeling hebben doorlopen te betrekken als ‘peer mentor’. Dat gebeurt in drie sessie: de eerste keer doet de peer mentor voor hoe het is om een angstoefening te doen, de tweede keer ondersteunt hij of zij de cliënt en de derde keer doet de cliënt het zelf onder begeleiding van een therapeut.” Dat blijkt heel waardevol, constateert Bexkens. “We denken dat het de exposuretherapie zou kunnen verbeteren. De jongeren die tot nu toe hebben meegedaan maken belangrijke stappen in hun behandeling. En het geeft de mentoren zelf ook een boost als ze iemand anders kunnen helpen.” Een pilot met twaalf jongeren en twaalf mentoren is van start gegaan bij GGZ Delfland en De Banjaard. “Als de resultaten positief zijn, volgt er een grotere studie waarin we ook verschillende typen organisaties willen bekijken, zowel binnen de ggz als de gehandicaptenzorgzorg voor mensen met een verstandelijke beperking.”

Virtual reality

Daarnaast zijn Anika Bexkens en GGZ Delfland betrokken bij twee studies naar het gebruik van virtual reality binnen depressiebehandeling. “Er is een VR-omgeving ontwikkelt op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten over hoe positieve gevoelens samenhangen met depressiebehandeling. In de kern gaat het om gedragsactivatie: in de virtual reality ondernemen mensen positieve activiteiten, bijvoorbeeld wandelen in het park of een bezoek aan een festival, en daarop krijgen ze feedback maar ook virtuele beloningen. Het is onderdeel van een aantal technieken om positieve gevoelens te versterken.” De andere studie gaat over psycho-educatie via VR. Anika Bexkens: “Er zijn belevingsfilms over het dagelijks leven van iemand met depressie én van een naaste. De naaste kijkt de film die vanuit het perspectief van de cliënt is gemaakt. En andersom. Daarmee hopen we het begrip en de verbondenheid te vergroten en het zelfstigma bij mensen met depressie te verkleinen.”

SPACE

In januari start een groot onderzoeksproject naar kinderen en jongeren met angsten of somberheidsklachten en de rol van hun ouders: Supportive Parents for Anxious Children Emotions, oftewel SPACE. “We weten uit de wetenschap dat ouders van kinderen met angststoornissen vaak taken gaan overnemen, zodat hun kind zo weinig mogelijk last heeft van de angsten. SPACE richt zich erop dat patroon te doorbreken. SPACE heeft zich al bewezen als alleenstaande behandeling, we testen nu in een pilot of de combinatie van CGT en SPACE effectief is. Wij willen het onderzoek straks breder trekken naar ook jongeren met sombere gedachten. Die zien we steeds meer, en de trend is zeker versterkt door corona. In het onderzoek houden zowel het kind als de ouders dagboekjes bij met vragen over angst en vermijding of welke taken de ouders hebben overgenomen. We kijken – net als bij die peer mentors – dus ook naar de effecten van de interventie op de ouders.” Het mooie aan de studie is dat die heel systemisch is, zegt de hoogleraar. “Een kind ontwikkelt geen problematiek in isolatie. Iedereen is onderdeel van een systeem, gezin of relatie en als kind ben je daar ook heel afhankelijk van.”

Hand-in-hand

Anika Bexkens en haar collega-onderzoekers werken met brede, complexe groepen. Dat is belangrijk, want dat zijn ook de mensen die ze in de praktijk zien. Er zijn altijd meerdere hulpvragen en klachten die met elkaar samenhangen, aldus Bexkens. “Dan moet je voor het onderzoek rekening houden met de kans dat het effect van de behandeling iets minder groot is. Dat betekent dat je misschien een iets grotere groep nodig hebt”, zo legt ze uit. “Maar dat zijn niet alleen statische afwegingen. Daarom is die ‘brugfunctie’ van een science-practitioner heel nuttig. Die weet uit ervaring wat relevant is voor de werkvloer.” De wetenschap sterker verankeren in de praktijk, dat is voor Anika Bexkens kort samengevat de missie van haar hoogleraarschap. Dat kan alleen door integratie met klinische ervaring en het cliëntenperspectief, met nadruk op ervaringsdeskundigheid. En de resultaten van de eerste studies geven aan dat die prima hand-in-hand gaan.  

 

Lees ook andere artikelen over angststoornis (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/angststoornis)

----------------------------------------------------------------------------------------

Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou!

GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.

Abonneren kan direct via het inschrijfformulier (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89775/pagina/abonneren.html), opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89779/pagina/e-magazine.html).

Anika Bexkens Anika Bexkens