Bij zeker 25 ggz-instellingen gaat het ‘verontrustend mis’ met de uitvoering van het hoogrisicobeleid. Dat blijkt uit 126 meldingen van cliënten, naasten en enkele hulpverleners die binnenkwamen bij MIND over autonomiebevorderend beleid bij mensen die lijden aan chronische suïcidaliteit of zelfbeschadiging.
Het Meldpunt Autonomiebevorderend Beleid van MIND brengt hierover op 4 december een rapport uit. Aanleiding voor het onderzoek waren de misstanden bij het Centrum Intensieve Behandeling (CIB) in Den Haag eerder dit jaar. Die betreffen niet alleen het CIB, maar komen overal in Nederland voor. Het gaat om hoogrisicobeleid bij 25 instellingen, waarvan 14 met meerdere meldingen, en om ambulante en intramurale zorg.
Praktijk
Het doel van autonomiebevorderend beleid bij chronische suïcidaliteit of zelfbeschadiging is om patronen van zelfbeschadigend en suïcidaal gedrag te doorbreken en ruimte te scheppen voor de behandeldoelen op de lange termijn. Hierin is het een bewuste keuze van de behandelaar om sommige hulpvragen juist af te houden of terug te leggen bij de cliënt. De theorie is goed, maar de praktijk staat daar te vaak ver vanaf. ‘Het beleid is bedoeld om patronen en gedrag te doorbreken maar leidt in de praktijk herhaaldelijk tot traumatische ervaringen, overvraging, een kille bejegening, bevestiging van het gevoel niets waard te zijn, gebrek aan behandeling, een taboe op hulp, separaties en andere dwangmaatregelen, een gevaarlijke omgang met suïcidaliteit en ernstige zelfbeschadiging, en naasten die buitenspel gezet zijn’, aldus MIND.
Angst of afschuw
Uit veel meldingen blijkt dat het gevoerde beleid de suïcidaliteit niet heeft verminderd. Soms werd die zelfs versterkt. Het heeft de dood van een aantal cliënten niet kunnen voorkomen. Soms leidde het tot ernstig aanvullende trauma. ‘Cliënten kijken met angst of afschuw terug naar de periode van hun behandeling’, schrijft MIND. ‘Velen noemen het een traumatische ervaring waarvoor soms aparte therapie nodig was om deze te verwerken. Diverse melders zeggen dat ze door hun ervaringen met autonomiebevorderend beleid het vertrouwen in de hulpverlening hebben verloren.’
Aanbevelingen
MIND sluit het rapport af met drie aanbevelingen aan de sector: 1. Zorg voor reflectie en herbezinning van autonomiebevorderend beleid met alle betrokkenen: behandelaren, andere hulpverleners, ervaringsdeskundigen, (vertegenwoordigers van) cliënten en naasten. MIND heeft al aangegeven hierover graag in gesprek te gaan met beroepsorganisaties en zorgaanbieders. 2. Maak een model voor kwaliteitsbevordering en -bewaking bij autonomiebevorderend beleid. Daarin kunnen onder andere scholing en begeleiding, audits en klachtenprocedure worden opgenomen. 3. Zorg voor meer prioriteit in beleid en aandacht voor de randvoorwaarden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: personeel, bereikbaarheid en aansluiting tussen ambulante en klinische zorg, specialistische behandeling en nazorg en ggz en sociaal domein.
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.