De ggz in 2022: Het Integraal Zorgakkoord is een feit
Het moet een heugelijke dag geweest zijn voor Minister Kuipers. Op 16 september kon hij een brief naar de Tweede Kamer sturen dat “bijna alle partijen hebben besloten zich aan het akkoord te committeren door het te ondertekenen.” Dat akkoord was het Integraal Zorgakkoord (IZA), een overeenkomst tussen alle partijen in de zorg met als doel de zorg betaalbaar te houden zonder de kwaliteit aan te tasten.
Uit een eerdere Kamerbrief bleek de bedoeling van het zorgakkoord: “De zorgvraag neemt toe, de financiële middelen en zorgpersoneel zijn schaars en de kwaliteit van zorg kan op onderdelen beter. Dit zijn grote uitdagingen waar we in de gehele zorgsector mee te maken hebben. De afspraken die we in een Integraal Zorgakkoord gaan maken zijn toegespitst op de uitdagingen in de curatieve zorg.
Het sluiten van een akkoord was dus niet zonder aanleiding: de zorgkosten lopen al een aantal jaren op, binnen afzienbare tijd zal de 100 miljard aan jaarlijkse zorguitgaven bereikt worden. Dat moet dus goedkoper, want de grens aan wat de maatschappij kan betalen is in zicht. En een goedkopere zorg was in de ogen van de Minister alleen haalbaar als alle betrokkenen met de doelen zouden in stemmen.
Kortere wachtlijsten, méér in het sociaal domein
Voor de ggz betekende het akkoord dat de wachtlijsten korter zouden worden, vooral door veel ggz-problematiek in het sociale domein op te lossen. Geen onlogische gedachte: stress is een belangrijke bron van ontregeling voor mensen die in mentaal opzicht al kwetsbaar zijn en veel stress heeft een sociale oorzaak. Denk daarbij bijvoorbeeld aan financiële problemen, slechte of geen huisvesting, onvoldoende juridische bijstand, eenzaamheid. Zaken die inderdaad in het sociale domein (maar ook in de politiek!!) in ieder geval voor een deel op te lossen zijn. Het is dan ook op z’n minst opmerkelijk dat het sociale domein niet of nauwelijks was vertegenwoordigd bij het afsluiten van het akkoord.
Het “bijna alle partijen” in de Kamerbrief lijkt dan ook een understatement. Niet alleen ontbrak het sociaal domein aan tafel, ook het merendeel van de beroepsorganisaties was niet betrokken. Die kwamen dan ook daags na het afsluiten van het akkoord met de nodige kritiek.
De beroepsverenigingen
Het Instituut voor Psychologen (NIP) spreekt van een heldere duiding, maar ziet ook wensdenken en wantrouwen. ”Er komt geen antwoord op de vraag waaróm er veel psychologen en psychiaters kiezen voor een eigen praktijk, met of zonder contract met de zorgverzekeraar. Er blijkt vooral wantrouwen naar de professionals uit dit akkoord en er wordt op geen enkele manier gesproken over wat professionals nodig hebben om te kunnen werken volgens de professionele normen en met voldoende vertrouwen.”
Ook de NVvP is gematigd positief, maar zeker ook kritisch. De beroepsvereniging ziet knelpunten en tegenstrijdigheden, die ”negatief kunnen uitpakken voor onze leden en hun patiënten en dan juist niet helpen om gestelde doelen te verwezenlijken”. Die moeten worden opgelost, aldus de psychiatervereniging. De psychiaters willen ook meer grip en actieve rol in de uitwerking van het akkoord.’
En zo heeft elke beroepsvereniging zijn positieve en negatieve punten aan te merken. De enige beroepsvereniging die wél aan tafel zit, die van de huisartsen, wil het akkoord nog niet tekenen. Niet omdat ze tegen het akkoord zijn, maar vanwege grote twijfel of zorgverzekeraars hun beloftes zullen nakomen. Wantrouwen dus. Op het vlak van de ggz krijgen de huisartsen meer taken, met de belofte dat de wachtlijsten korter worden. In de woorden van een ingeschakelde advocaat: “De zorgverzekeraars worden niet verplicht om extra zorg bij de ggz in te kopen, zodat er daadwerkelijk ruimte komt om meer patiënten over te nemen. Tegelijkertijd blijven de huisartsen wel contractueel aansprakelijk om de instroom van patiënten in de ggz te beperken.”
Op het moment van dit schrijven is het nog niet duidelijk of de LHV het IZA al dan niet zal ondertekenen.
MIND
Aanvankelijk wel aan tafel, maar in de brief van de Minister niet meer terug te vinden, was MIND. De cliëntenorganisatie ziet als grote bezwaren dat de vrije keuze voor een behandelaar wordt ingeperkt en dat er onvoldoende garanties worden ingebouwd voor de bescherming van persoonsgegevens van cliënten en naasten. Ook is volgens MIND de financiering van de inzet van ervaringsdeskundigen onvoldoende geregeld en is de inbreng van gemeenten en het sociale domein nog onzeker.
MIND zat aanvankelijk bij de onderhandelingen aan tafel, maar trok zich terug toen bleek dat de er over de vrije artsenkeuze niet viel te onderhandelen. Voor het Ministerie was dat voldoende om MIND in de Kamerbrief niet meer te noemen als betrokken partij.
En nu verder
Met een zo vers akkoord is het natuurlijk lastig om te zien in hoeverre er al dingen gaan veranderen. Er is in ieder geval steeds meer publiciteit over ervaringswerkcentra, ook zal het niet toevallig zijn dat dit jaar voor het eerst twee verzekeringen geen restitutiepolis meer aanbieden: wie bij deze verzekeraars is aangesloten, moet een eigen bijdrage betalen als er een (ggz-)behandelaar wordt gekozen die geen contract heeft met de betreffende verzekeraar. Het is volgens velen een eerste stap in de richting van het loslaten van de vrije artsenkeuze.
In de woorden van de Ministeriele Kamerbrief: “Het ondertekenen van dit akkoord is weliswaar het einde van een intensieve periode van onderhandelingen, maar ook het begin van een nieuwe periode waarin het akkoord uitgewerkt en in de praktijk gebracht moet worden. Het Integraal Zorgakkoord is daarmee een werkagenda.”
Die uitwerking kunnen we de komende jaren verwachten.
De andere artikelen in ons jaaroverzicht:
Een veelkoppig monster, dat niet eenvoudig is te bestrijden
Over de wachtlijsten
Een nieuw vergoedingssysteem met de nodige uitdagingen
Het Zorgprestatiemodel
Langdurige mentale gevolgen vooral bij kwetsbare groepen
Het einde van de corona-pandemie
Van hoopvolle ontwikkeling tot vastgelopen onderzoek
Alzheimer en de remedie
Zichtbare en tastbare veranderingen laten te lang op zich wachten
De jeugdzorg